Politiek

D66 bewijst: te veel partijdemocratie richt politieke partijen ten gronde

18-12-2012 10:02

Deze maand kwam het boek Langs de afgrond uit over de laatste tien jaar van D66. Menno van der Land promoveerde eerder al op de geschiedenis van D66 tot 2003, en schreef nu het vervolg. D66 gaf hem inzage in partijdocumenten van de afgelopen jaren en Van der Land sprak de hoofdrolspelers uit deze periode. Zijn lijvige boekwerk laat zien dat de democratische uitgangspunten van D66 contraproductief werken. D66 is alleen succesvol met een sterke leider, niet met een sterke partijdemocratie.

Het boek begint met de vervroegde verkiezingen van 2003, na de val van het eerste kabinet Balkenende (CDA, VVD, LPF). D66 had moeite een lijsttrekker te vinden en dus werd Thom de Graaf aangemoedigd zich nogmaals kandidaat te stellen voor het leiderschap. De Graaf had de verkiezingen van 2002 al verloren en had er geen zin in, maar er was geen alternatief. Als D66 in 2003 weer een zetel verliest, stapt De Graaf op en ontstaat een machtsvacuüm. Niemand weet wie De Graaf moet opvolgen. Het werd Boris Dittrich, maar hij zal nooit uitgroeien tot de onbetwiste nieuwe leider.

Geen unanieme keuze
Dittrich werd in de media gepresenteerd als de unanieme keus om fractievoorzitter te worden. Maar in werkelijkheid was de fractie verdeeld en staakten de stemmen. De fractie besloot te gaan regeren, wat binnen de partij enorm controversieel was. Op het oog was D66 nu een regeringspartij geworden die meehielp de hervormingen van Balkenende-2 te realiseren, maar onder de oppervlakte was er grote onenigheid over de koers. Moet D66 een brede sociaal-liberale partij zijn, of juist de partij die strijdt voor meer democratie?

Deze periode kenmerkt zich door datgene wat D66 bepleit. D66 is de partij van de uitgebreide partijdemocratie. Er zijn partijcommissies met een eigen mandaat die democratisch zijn ingesteld, er zijn uitgebreide regels en procedures die democratisch zijn vastgesteld en er zijn uitgebreide debatten en discussies waarbij iedereen zijn zegje mag doen. Ze brengen een oplossing niet dichterbij. Al snel ontstaan verschillende werelden binnen D66: de fractie, de bewindspersonen, het landelijk bestuur en de achterban. Versnippering en onenigheid zijn de sleutelwoorden. Precies datgene wat je in een democratie mag verwachten.

Sterke leider
De les uit de geschiedenis van D66 is dan ook dat een partij die partijdemocratie hoog in het vaandel heeft vooral een sterke leiding moet hebben. Die komt er pas in 2006 in de persoon van Alexander Pechtold. Hij blijkt in tegenstelling tot De Graaf, Dittrich en Lousewies van der Laan wel in staat de gelederen te sluiten. Oppervlakkig gezien is het verhaal daarmee rond: de ruzies zijn weg en de partij staat weer op winst. Maar juist op dit punt voegt Langs de Afgrond belangrijke informatie toe. Want wat voor leiderschap is er eigenlijk bij D66 sinds Pechtold de baas is?

Van der Land laat zien dat de partij centraler dan ooit wordt geleid. Zo is de samenstelling van de kandidatenlijsten niet meer een versnipperd democratisch proces: deze procedure komt meer dan ooit onder de regie van de partijleider te staan. De inhoudelijke strategie lijkt eveneens meer dan ooit uit een kleine club van prominenten te komen en de partij kan professionaliseren doordat het partijbureau een centralere rol gaat vervullen. Zo blijkt dat als D66 een partij wil zijn met macht en invloed, zij de eigen partijdemocratie zal moeten inperken. Want als iedereen in het kippenhok mee mag praten, bereik je niets.

 

Chris Aalberts is auteur van onder meer ‘Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen’.